De Huisorde van de Gouden Leeuw van Nassau

Als symbool van de eenheid en verbondenheid van de Ottoonse en de Walramse linie van het Huis Nassau, werd in 1858 door Willem III in zijn hoedanigheid van groothertog van Luxemburg en Adolf, hertog van Nassau, gezamenlijk de Huisorde van de Gouden Leeuw van Nassau ingesteld. Deze orde heeft een bijzondere positie omdat zij twee grootmeesters kent: in Nederland is de orde een huisorde, in Luxemburg tegenwoordig een staatsorde.

Oorspronkelijk had de orde maar een klasse: die van ridder, maar nadat het hertogdom Nassau in 1866 bij Pruisen was ingelijfd, breidde Willem III eigenmachtig het aantal klassen uit: in 1873 met drie en in 1882 met nog één klasse. Na het overlijden van koning Willem III kon koningin Wilhelmina niet meer over de Orde van de Gouden Leeuw van Nassau beschikken. Daarin kwam verandering in 1905 toen er een overeenkomst gesloten werd tussen koningin Wilhelmina, als hoofd van de Ottoonse tak van het Huis Nassau, en Adolf van Nassau, groothertog van Luxemburg, als hoofd van de Walramse tak van het Huis Nassau. De overeenkomst behelsde het herstel van de orde als een gezamenlijke huisorde van beide takken van het Huis Nassau met één enkele graad, die van ridder grootkruis.

Deze uiterst exclusieve ridderorde is in eerste instantie door geboorte voorbehouden aan de prinsen, d.w.z. de zonen en broers van beide staatshoofden. De bij deze onderscheiding behorende versierselen mogen niet eerder gedragen worden dan na het bereiken van de meerderjarige leeftijd. Derhalve kon aan het Nederlandse hof geen van de vrouwelijke troonsopvolgers door geboorte in deze orde worden opgenomen. Dit neemt niet weg dat zij wel langs andere weg in deze orde konden worden benoemd. Wilhelmina zou een dergelijke eer nooit te beurt vallen, maar koningin Juliana en prins Bernhard werden tijdens een staatsbezoek aan Luxemburg in 1951 in deze orde benoemd. Ook koningin Beatrix werd nooit in de orde opgenomen. De drie zonen van Beatrix en Claus werden op 30 april 1980, de dag van de inhuldiging van hun moeder als koningin der Nederlanden, als zonen van de grootmeester van deze orde in Nederland, rechtens ridder grootkruis in de Huisorde van de Gouden Leeuw van Nassau. Na hun achttienjarige leeftijd droegen zij de versierselen op uniform of rokkostuum.

De koning der Nederlanden en de groothertog van Luxemburg kunnen beiden personen in de Huisorde van de Gouden Leeuw van Nassau benoemen, zowel op gemeenschappelijke voordracht als ook individueel. In Nederland wordt de onderscheiding in deze huisorde zeer sporadisch toegekend. Bekende voorbeelden zijn de verleningen aan dr. M. van der Stoel op 31 augustus 1999 en aan prof. dr. P.H. Kooijmans op 28 november 2006. In 1999 verleenden koningin Beatrix en groothertog Jan gezamenlijk de Gouden Leeuw van Nassau aan de Zuid-Afrikaanse president, Nelson Mandela.

Ontwikkeling 1858-1873

Op 31 maart 1858 werden de statuten van de orde gepubliceerd en vonden de eerste verleningen plaats. De eerste benoemingen in de orde betroffen de zonen en broers van de liniehoofden aangezien in de statuten is bepaald dat zij geboren ridders zijn. Het recht om de orde te verlenen ligt bij de hoofden van de twee Nassau linies en de Luxemburgse staatsminister bekleedt het ambt van kanselier van de orde. De orde kon door de Nassau linies gezamenlijk verleend worden, maar meestal gebeurde het op eigen initiatief van een van beide. Op het moment dat op eigen initiatief een orde werd verleend, werd dit aan de andere vorst meegedeeld zodat ieder op de hoogte bleef wie in de orde benoemd was. In de begin periode lag het aantal benoemingen door Adolf van Nassau duidelijk hoger dan het aantal benoemingen door Willem III. Het verschil in aantal is te verklaren doordat de Nederlandse Koning meerdere ridderorden tot zijn beschikking had.

Ridders in de Orde van de Gouden Leeuw van Nassau dragen het juweel aan een sjerp van ongeveer 105 millimeter breed. De grootte van het juweel is niet nader omschreven in de ordewet, maar de bekende exemplaren zijn 75 millimeter breed en daarmee opvallend groot. Naast de sjerp draagt een ridder een borstster. Deze borstster heeft acht stralen met in het midden de leeuw van Nassau. Rondom de leeuw staat de tekst “Je Maintiendrai”.

Ontwikkeling 1873-1882

In 1866 hield het Hertogdom Nassau op te bestaan als zelfstandige staat. Hierdoor voelde koning Willem III zich niet meer gebonden aan eerder gemaakte afspraken met zijn neef Adolf. Daarbij komt dat de Koning sterk de behoefte had om ook aan lager geplaatsten de orde te kunnen verlenen. Daarom werd in 1873, zonder toestemming van Adolf van Nassau, een nieuwe wet aangenomen. Met het instellen van deze wet werden drie nieuwe klassen toegevoegd aan de bestaande orde.

De ridder 2e klasse droeg het juweel aan een halslint van 56 millimeter breed en daarnaast een vierarmige borstster. In tegenstelling tot de breedte van het lint wordt de breedte van het juweel en de borstster niet omschreven in de statuten. De bekende exemplaren bestaan uit een juweel van ongeveer 60 millimeter breed en een borstster van 63 millimeter breed. Het aantal ridders 2e klasse mocht niet groter zijn dan 48.

De ridder 3e klasse droeg het juweel hangend aan een lint van 37 millimeter breed met een rozet. De breedte van het juweel is gelijk aan het juweel van de ridder 2e klasse en heeft dus een breedte van ongeveer 53 millimeter. Het aantal ridders 3e klasse werd beperkt tot 96.

De ridder 4e klasse droeg het juweel hangend aan een lint van 37 millimeter breed. De breedte van het juweel wordt in de statuten van 1873 omschreven als “iets minder breed dan het juweel 3e klasse”. De breedte van het juweel 4e klasse is in deze periode 45 millimeter. Het aantal ridders 4e klasse mocht niet groter zijn dan 192 .

In een aantal gevallen werd een ridder bevorderd in de orde. Mocht een ridder een hogere graad verleend krijgen, dan diende het insigne van de lagere graad geretourneerd te worden aan het Luxemburgse secretariaat.

Ontwikkeling 1882-1892

In 1882 volgde, op initiatief van koning Willem III, een verdere uitbreiding van de orde. In totaal bestaat de orde in 1882 uit vijf klassen en sloot zo beter aan bij andere Europese ridderorden. Ten opzichte van 1873 werd na de oude 2e klasse een nieuwe ridder 3e klasse toegevoegd. Daarbij worden de nieuwe 4e en 5e klasse in grootte aangepast. En tot slot krijgen de twee hoogste klasse een aparte militaire afdeling door zwaarden toe te voegen aan de borststerren. De orde bestaat nu uit de volgende klassen:

De ridder 1ste klasse blijft hetzelfde, maar wordt aangevuld met een militaire divisie. Deze militaire divisie verschilt van de civiele uitvoering door de toevoeging van twee gouden zwaarden aan de borstster.

De ridder 2e klasse blijft hetzelfde, maar wordt net als bij de eerste klasse aangevuld met een militaire divisie, ook te herkennen aan de toegevoegde zwaarden aan de borstster. Het aantal ridders 2e klasse mocht niet groter zijn dan 48.

De ridder 3e klasse droeg het juweel aan een halslint van 56 millimeter breed. De breedte van het juweel is 53 millimeter. Het aantal ridders 3e klasse werd net als bij de ridder 2e klasse beperkt tot 48.

De ridder 4e klasse droeg het juweel hangend aan een lint van 37 millimeter breed met op het lint een rozet. De breedte van het juweel wordt in de statuten van 1882 omschreven als “minder groot dan het juweel 3e klasse”. De breedte van het juweel 4e klasse is in deze periode 39 millimeter. Het aantal ridders 4e klasse mocht niet groter zijn dan 196.

De ridder 5e klasse droeg het juweel hangend aan een lint van 37 millimeter breed waarbij de statuten aangeven dat de breedte van het juweel hetzelfde is als van de ridder 4e klasse en daarmee ook 39 millimeter bedraagt. Het aantal ridders 5e klasse werd beperkt tot een maximum van 192.

Ontwikkeling 1892-heden

Na de dood van Koning Willem III vervalt de personele unie met Luxemburg. Adolf wordt Groothertog en kan daarmee vrij beschikken over de Orde van de Gouden Leeuw van Nassau en de Orde van de Eikenkroon. Adolf besluit om het aantal graden weer terug te brengen naar één, hij heeft immers de wijzigingen van 1873 en 1882 nooit erkend. Dit besluit wordt in 1892 geëffectueerd als de oude wet van 1858 weer wordt hersteld. Vanaf 1890 kan Nederland niet meer beschikken over de Orde van de Gouden Leeuw van Nassau. Koningin Wilhelmina blijkt toch behoefte te hebben aan een huisorde en dus wordt het verzoek gedaan bij Adolf om weer de beschikking te krijgen over de Orde van de Gouden Leeuw van Nassau. In 1905 ontstaat overeenstemming tussen Nederland en Luxemburg, met als voorwaarde dat de orde uit één klasse blijft bestaan.

Bronnen:  
Van Geldorp et al. Verdiend Eerbetoon, 2016.
Biemans et al. De Orde van de Gouden Leeuw van Nassau, 2018.

Foto’s:
NCO-Photography