Het Koninkrijk Holland, 1806 – 1810
Met het verdrag van Parijs van 24 mei 1806 verhief de Franse keizer Napoleon Bonaparte de Bataafse Republiek tot Koninkrijk Holland. Hij benoemde zijn jongere broer Louis tot koning van Holland. Op die manier wilde de keizer zijn greep op de Nederlanden verstevigen. Het koninkrijk Holland diende de handelsblokkade tegen Engeland strikt na te leven. En ook moest het rekruten leveren voor de ‘Grande Armée’, het enorme keizerlijke leger, waarmee Napoleon heel Europa trachtte te onderwerpen.
Vier jaar lang reageerde Lodewijk Napoleon als koning van Holland. Maar de nieuwe koning vereenzelvigde zich steeds meer met het koninkrijk Holland. Hij kwam op voor de belangen van zijn nieuwe vaderland en probeerde zelfs de taal te leren. Dat bracht hem meer in conflict met zijn broer, die steeds grotere delen van het koninkrijk liet bezetten. Op 1 juli 1810 deed Lodewijk Napoleon afstand van de troon ten gunste van zijn vijfjarige zoon Napoleon Lodewijk, die hem opvolgde als Lodewijk II. Nauwelijks twee weken later annexeerde Napoleon de Nederlanden.
Het eerste punt waarop beide broers met elkaar in conflict raakten, betrof de wens van Lodewijk Napoleon om voor het koninkrijk Holland een ridderorde te stichten.
De ridderorden van het Koninkrijk Holland
Op 24 augustus 1806 bracht Lodewijk Napoleon de Franse keizer op de hoogte van zijn voornemen om een ridderorde te stichten. Napoleon reageerde niet erg enthousiast. Hij gaf zijn broer de raad om te wachten op een bijzondere gelegenheid, zoals bijvoorbeeld zijn aanstaande kroning tot koning van Holland. Maar Lodewijk Napoleon wilde niet wachten en handelde uiteindelijk zonder keizerlijke goedkeuring. In december 1806 stichtte hij maar liefst twee ridderorden. Tot tweemaal toe wijzigde Lodewijk Napoleon in 1807 de naam van zijn ridderorde en het uiterlijk van de ordeversierselen.
Voor Lodewijk Napoleon vormde de stichting van een eigen ridderorde een belangrijk programmapunt: de Orde van de Unie stond in het teken van eendracht en eensgezindheid, iets waaraan het in de Nederlandse geschiedenis zo vaak had ontbroken. Daarbij vormden de vanwege hun verdiensten in de orde verenigde ridders ‘de pijlers van de Troon’. Het streven naar eenheid komt duidelijk tot uiting in de symbolen die de ordetekenen: de pijlenbundel en het devies van de oude Republiek der Verenigde Nederlanden: ‘Eendragt maakt Magt’.
De Grote Order van de Unie en de Koninklijke Orde van Verdienste, 1806-1807
Bij wet van 12 december 1806 stelde Lodewijk Napoleon twee ridderorden in: een ‘groote Order van het Koningrijk, onder den naam van de Order van de Unie’, die uitsluitend uit grootkruizen (30) zou bestaan, en een ‘Koninglijke Order van Verdiensten’, die de graden commandeur (50) en ridder (300) kende.
Een decreet van 16 december 1806 met nadere bepalingen omschreef de versierselen van de Grote Orde van de Unie als een:
breed hemelschblaauw gewaterd Lint, het welk als echarpe gedragen zal worden van de regter naar de linker zijde en een borstster in de vorm van een ‘gouden Plaat, met negen Punten […] op dezelfde Plaat zal een zwemmende Leeuw met het devies Luctor et Emergo geplaatst worden‘.
De Grote Orde van de Unie zou nooit worden verleend.
Anders was dat met de Koninklijke Orde van Verdienste: op 2 januari 1807 werden 294 ridders benoemd. Commandeurs zouden nooit worden benoemd.
Het versiersel van de Orde van Verdienste bestaat uit een achtpuntige ster in goud met wit geëmailleerde sterpunten, bekroond met een balpunt. De horizontale en verticale punten zijn langer dan de tussenliggende punten. De sterpunten zijn van elkaar gescheiden door een gouden bij met gespreide vleugels. In het midden van de ster bevindt zich een gouden medaillon, omgeven door een band van groen email. De voorzijde vertoont het portret van de koning met het omschrift LODEWYK I. KONING VAN HOLLAND en op de keerzijde een staande leeuw met het omschrift EENDRAGT MAAKT MAGT. Het versiersel hing aan een Koninklijke kroon en werd gedragen aan een zeegroen lint.
Keizer Napoleon betitelde de stichting van beide orden als een overhaaste en belachelijke daad en adviseerde zijn broer om ‘als u nog niemand hebt benoemd, de zaak te laten rusten’.
De Koninklijke Orde van Holland, 1807
Bij wet van 14 februari 1807 werden beide orden samengevoegd tot de Koninklijke Orde van Holland. Deze telde drie graden: grootkruis, commandeur en ridder, met respectievelijk 30, 50 en 450 leden. Het uiterlijk van de versierselen onderging enkele kleinere wijzigingen. Het zeegroene lint waaraan de versierselen werden gedragen maakte plaats voor een hemelsblauw lint. En ook in de medaillons werden wijzigingen aangebracht: de Hollandse leeuw op de keerzijde maakte plaats voor een ‘zwemmende leeuw’ en de band rond het medaillon was niet langer van groen, maar van blauw email.
De grootkruizen en commandeurs droegen het versiersel respectievelijk aan een heuplint en een halslint. Daarnaast werden voor beide graden ook borststerren ingesteld: achtpuntige sterren met in het medaillon een zwemmende leeuw en het omschrift DOE WEL EN ZIE NIET OM voor de grootkruizen en Maltezer kruisen met daarop DW E ZN O, de beginletters van dezelfde spreuk. Beide borststerren waren van zilverborduursel.
Maar keizer Napoleon bleef kritisch. Hij vroeg zich hardop af waarom het portret van Lodewijk de ordetekenen sierde: zijn jongere broer had zelf toch nog helemaal niets gepresteerd!
De Koninklijke Orde van de Unie, 1807-1810
Eind 1807 voerde de wispelturige koning nieuwe wijzigingen door. Zo veranderde de naam van de orde in Koninklijke Orde van de Unie. Ook kwam Lodewijk Napoleon tegemoet aan de bezwaren van de keizer aangaande het portret op de versierselen. Het nieuwe ordekruis behield de grondvorm, maar de voorstelling met de zwemmende leeuw die tot dan toe de keerzijde had gevormd, werd nu voorzijde, terwijl voor de nieuwe keerzijde een andere voorstelling werd bedacht: ‘een bondel pijlen, door een strik vereenigd, en omringd met een slang, die den staart in den bek heeft, met het omschrift: Eendragt maakt magt’ (afb. 7). De borststerren voor de grootkruizen en de commandeurs (afb. 8) bleven ongewijzigd voortbestaan.
In de Orde van de Unie verenigde Lodewijk Napoleon de bestuurlijke en militaire elite van het koninkrijk: we vinden ministers en hoofden van hoge bestuurscolleges, naast de grootofficieren van het Huis des Konings en de bevelhebbers van de strijdkrachten. Daarnaast werden na 1806 ook vele verdienstelijke militairen en burgers in de orde opgenomen.
De Orde van de Unie bleef bestaan tot oktober 1811, toen Napoleon Bonaparte tijdens zijn bezoek aan Amsterdam de orde ophief.
Pracht en praal
De prachtlievende koning maakte zijn ridderorde tot een waar spektakelstuk met fraaie ordetekenen, die werden geleverd door de Parijse hofjuwelier Martin Guillaume Biennais, in blauwe, zijden omslagen ingebonden oorkondes (afb. 9), een speciaal ordekostuum voor de grootkruizen en massief gouden ordeketens.
Voor zichzelf liet de koning in december 1808 een bijzondere keten maken, versierd met diamanten. De keten kostte meer dan fl 27.000.
Het jaarlijkse hoogtepunt voor de orde vormde het groots opgezette feest van de orde, waarbij de nieuw benoemde ridders een eed van trouw aan de koning aflegden en uit zijn handen het ordeteken ontvingen. De bijeenkomsten werden gehouden in de grote zaal op het Binnenhof in Den Haag en vanaf 1808 in het Koninklijk Paleis op de Dam. Slechts op vertoon van een speciaal toegangsbewijs kon men de feestelijkheden bijwonen.
De plechtigheid eindigde met een lange toespraak van de redenaar van de orde. Na afloop van de feestelijke bijeenkomst vonden een bal en een souper plaats.
Van de pracht en praal die de orde omgaf, getuigt ook het fraaie koffie- en theeservies van de Orde van de Unie.
Ook in Nederlands-Indië werd de orde uitgereikt. Gouverneur-generaal Daendels kreeg bij zijn vertrek naar Batavia in januari 1807 een aantal ordetekenen mee. Toen dat aantal onvoldoende bleek, liet Daendels door een Javaanse goudsmid naar bestaand voorbeeld kruizen namaken.