Republiek der Verenigde Nederlanden, 1588 - 1795

Republiek der Verenigde Nederlanden, 1588 – 1795

Tijdens Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) maakten de Noord-Nederlandse gewesten zich los van hun Habsburgse landsheer, de Spaanse koning Filips II. De opstandige gewesten sloten zich aaneen tot de Republiek der Verenigde Nederlanden en volgden Filips II op als soeverein: ieder gewest was soeverein.

In de praktijk bestond er een heel scala van instellingen en instituties, die belangrijke bevoegdheden hadden en bestuurlijke taken verrichtten. De Staten-Generaal waren verantwoordelijk voor buitenlands beleid en de gemeenschappelijke landsverdediging, de Raad van State voor het leger en het bestuur van de generaliteitslanden, en de verschillende admiraliteitscolleges bekommerden zich om maritieme aangelegenheden. Dan waren er de handelscompagnieën VOC en WIC, die een monopolie op de handel op de Oost en de West hadden, en de stadhouders, de hoogste dienaren van de verschillende gewesten. Vrijwel al deze instellingen gaven uit eigen naam beloningen, vereringen en geschenken.

Maar ook universiteiten en stedelijke scholen beschikten over eigen beloningen, terwijl de in het laatste kwart van de 18de eeuw onder invloed van de Verlichting ontstane geleerde genootschappen voor de bekroning van de door hen uitgeschreven prijsvragen gebruik maakten van gouden en zilveren beloningspenningen.


Triomfpenningen

De Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) werd uitgevochten in de Lage Landen, die in de 16de eeuw tot de meest verstedelijkte gebieden van Europa behoorden. Kenmerkend voor de Nederlandse vrijheidsstrijd zijn dan ook de vele belegeringen van steden. Vrijwel van het begin af aan vormden de successen die de Republiek boekten het onderwerp voor medailles, die ‘triomfpenningen’ werden genoemd. In goud werden dergelijke triomfpenningen geschonken aan officieren en militairen die een aandeel in de acties hadden, aan hoogwaardigheidsbekleders en zelfs aan buitenlandse ambassadeurs die op het punt stonden de Republiek te verlaten. Triomfpenningen werden in de Munthuizen van de verschillende provincies van de Republiek geslagen. Net als de munten uit die tijd hebben ze voorstellingen in heel laag reliëf. Vaak zijn de voorstelling ontleend aan kaarten en plattegronden.

Belangrijke triomfpenningen zijn die op het ontzet van Leiden in 1574, de Inname van Geertruidenberg in 1593, de Slag bij Nieuwpoort in 1600 en het ontzet van Bergen op Zoom in 1622. Bijzonder aan die laatste penning is dat deze tot 1760 in gebruik bleef als een stedelijke beloningspenning.


De beloningspenning van de Staten-Generaal

Tot 1629 reikten de Staten-Generaal aan vertrekkende ambassadeurs en verdienstelijke burgers triomfpenningen uit, hangend aan een gouden ketting of aan een lint. Maar in 1629 lieten de Staten-Generaal een nieuwe penning ontwerpen met op de voorzijde de met een lint samengebonden wapens van de zeven provincies en op de keerzijde de leeuw van de Republiek met zwaard en pijlenbundel. Tot de inval van de Franse troepen van januari 1795 vormden ketens met dergelijke medailles het gebruikelijke geschenk van de Republiek. Op den duur ging men de aan de keten hangende gouden medaille zelfs aanduiden als ‘ambassadeurspenning’.

In al die jaren werden in het uiterlijk van de beloningsmedaille van de Staten-Generaal slechts tweemaal veranderingen aangebracht. In 1660 maakte de Generaliteitsleeuw plaats voor een echt wapenschild met schildhouders en beugelkroon. Op dat moment werd de zijde met het wapen van de Staten-Generaal, die tot die tijd altijd de keerzijde was geweest, tot voorzijde. En in 1747 werd tussen de wapens van de zeven gewesten het wapen van de erfstadhouder geplaatst.